Augustinus over Thuiskomen



Kavafis, Ithaka
Het verhaal van Odysseus die na veel omzwervingen weer thuiskomt is een thema dat in de literatuur telkens weer terugkeert. Dit thema interesseert me, omdat het naar mijn mening iets archetypisch is en aan de basis ligt van ons bestaan. In verband met mijn studie van Augustinus was ik al met dat thema bezig geweest. Nu, bij het lezen van het gedicht Ithaka van Kavafis kom ik er weer op terug. Kavafis pleit ervoor de terugkeer naar huis zo lang mogelijk te maken, omdat het thuiskomen zelf niet zo veel om het lijf zou hebben. Het gaat om de reis en om zo veel mogelijk te beleven op je tocht.

De tocht van Odysseus is een beeld van de menselijke existentie. Letterlijk genomen klopt het beeld dat Kavafis van het thuiskomen schetst. Je keert nooit terug naar hetzelfde huis, omdat jezelf bent veranderd, maar ook de mensen en de omgeving die je hebt verlaten Dus het zou wel eens een ontgoocheling kunnen zijn als je daar heel je leven aan hebt opgehangen en hebt nagelaten je grondig te engageren met wat het leven je te bieden heeft. Maar als metafoor van het leven blijft de mogelijkheid open dat het thuiskomen wel degelijk een openbaring zou kunnen zijn.

Houdt altijd Ithaka in je gedachten.
Daar aan te komen dat is je bestemming.
Maar overhaast de reis volstrekt niet.
Beter dat die vele jaren duren zal,
en dat je, oud al, landen zult op het eiland,
rijk met alles wat je onderweg hebt gewonnen,
niet verwachten dat Ithaka je rijkdom geven zal.

Ithaka gaf je de mooie reis.
Zonder dat eiland was je niet op weg gegaan.
Verder heeft het je niets meer te geven.

En als je het armelijk vindt, Ithaka misleidde je niet.
Zo wijs als je bent geworden, met zoveel ervaring,
Zul je al begrepen hebben wat Ithaka’s betekenen
.

Augustinus, Over het gelukkige leven
Ik wil even teruggaan naar Augustinus. Een paar jaar geleden las ik zijn filosofische dialoog De Beata Vita, Over het gelukkige Leven in een nieuwe Nederlandse vertaling van Rein Ferwerda. De tekst begint met het beeld van mensen die zich op een woelige zee bevinden en die op weg zijn naar de haven en de vaste grond van het gelukkige leven. De filosofie, als de wetenschap om tot een goed leven te komen, zou een belangrijk middel zijn hen die veilige haven binnen te loodsen.

Augustinus onderscheidt drie soorten reizigers. De eerste groep is verstandig en blijft het vaderland vanaf het begin indachtig. Daarom wagen ze zich niet ver op zee, zodat ze zonder veel omwegen de veilige haven kunnen bereiken.

De tweede groep daarentegen bekommert zich niet om hun einddoel en laten zich daarom weinig gelegen liggen aan de filosofie Ze wagen zich, aangetrokken door het bedrieglijke uiterlijk van de zee en meegevoerd door de wind, ver van het vaderland en vergeten het van lieverlee. Er moeten tegenwinden en stormen aan te pas komen om hen als het ware te dwingen de weg naar huis op te gaan.
Zelf rekent Augustinus zich tot een tussengroep. Dat zijn mensen die zich wel met de filosofie bezighouden, dus op zoek zijn naar het vaderland, maar in de war worden gebracht door allerlei dwaallichten, waardoor ze pas na lange omzwervingen de veilige haven van het gelukkige leven bereiken.

Die laatste groep leeft in zekere zin volgens de wijze raad die Kavafis geeft. Namelijk niet te snel terug te keren naar de thuishaven, maar wel het doel goed voor ogen houden en zoeken.
Ook in dit beeld zijn allerlei archetypische thema’s vervat: Daar is het leven als zwerftocht en zoektocht naar het geluk, het leven als een woelige zee, vol gevaren en wederwaardigheden, maar ook vol verlokkingen en afleidingen. Daar is het vaderland als beeld van oorsprong en bestemming. Ook het beeld van de veilige thuishaven als symbool van het geluk.

Daarnaast is er de filosofie als het menselijk streven naar kennis omtrent dit geluk en als hulpmiddel om dit geluk te bereiken. Ze dient ertoe om in het bewustzijn de herinnering aan het vaderland te wekken.
Augustinus vraagt zich in zijn dialoog af of het geluk in dit leven geheel en al gesmaakt kan worden. Het antwoord is negatief, want het menselijk verlangen is te groot om in dit leven geheel en al vervuld te worden. Het eigenlijke vaderland is dus méér dan dit leven.

Daarin verschilt hij van Kavafis, die de nadruk legt op het gelukkige leven als reis en niet op het te bereiken doel. Er zijn voor Kavafis in het leven dan ook verschillende Ithaka's, naargelang het doel dat men zich gesteld heeft. Voor Augustinus is er uiteindelijk maar één doel van het zoeken naar wijsheid en geluk, dat is deel te hebben aan de wijsheid van God, God bezitten, zoals hij op het eind van de dialoog concludeert. In hoeverre beide visies elkaar uitsluiten of insluiten wil ik later onderzoeken.

Archetypen
Ik moet eerst eens duidelijk maken wat ik met archetypisch bedoel. Archetypen zijn mijns inziens oerbeelden die in het menselijk bewustzijn om zo te zeggen gegeven zijn en daar hun oorsprong vinden. Het zijn beelden die niet van buiten af in het bewustzijn zijn binnengekomen. Ze zijn ook niet willekeurig uitgevonden door deze of gene schrijver of denker. In dat opzicht zijn ze dus niet particulier of toevallig, maar algemeen en noodzakelijk in ons bewustzijn aanwezig, hoewel die aanwezigheid natuurlijk latent kan zijn.

Het zich met deze beelden bezighouden, voorzover ze algemene geldigheid hebben, is een vorm van wetenschap, maar dan niet naar het model van de natuurwetenschappen. Het gaat hier niet zozeer om de empirie van de buitenwereld, maar van de binnenwereld. Het is een vorm van ervaring, maar een ervaring die gebaseerd is op introspectie. Filosofie, psychologie, godsdienstwetenschappen zouden zich met deze oernoties bezig moeten houden. En in mijn ogen ook de theologie, voorzover je de openbaring, de bijbel, de traditie kunt zien als vormgeving van die natuurgegeven oerbeelden. Ook kunst en literatuur houden zich in wezen bezig met deze archetypen, zij het dat ze deze natuurlijk niet in hun algemeenheid, maar in hun bijzonderheid vormgeven.

Ik wek misschien de indruk als zouden er legio van dit soort archetypen in ons bewustzijn aanwezig zijn. Maar mijn intuïtie zegt me dat hun aantal niet groot kan zijn of in ieder geval tot enkele noties of tot één enkele notie te herleiden.

Homecoming
Het archetype waartoe vele van de genoemde beelden te herleiden zijn is wat ik ooit door Roger Scruton ‘homecoming’ heb horen noemen. Misschien vatte hij de term wel tamelijk letterlijk op, meer dan ik geneigd ben te doen, of tamelijk concreet als het in je leven vinden van een vaste plek, waar je in Heideggeriaanse zin kunt ‘wohnen’. Maar in dat homecoming zitten natuurlijk veel psychologische, geestelijk aspecten, als het ‘tot jezelf komen’, het vinden van zin, taak en bestemming in dit leven. Als er sprake is van het vinden van een bestemming, dan is homecoming in diepste wezen het vinden van je oorspronkelijke bestemming. Dat vinden is weer het resultaat van een zoektocht naar iets wat ik niet helemaal zelf in handen heb of kan maken, maar mij in oorsprong gegeven is. In dat geval hangen oorsprong en bestemming met elkaar samen.

Het zoeken van een richting
Je zou kunnen opmerken dat zulke noties van oorsprong en bestemming je door opvoeding en onderwijs zijn bijgebracht. Dan is het een kwestie van cultuur die ik verwar met noties die van nature gegeven zijn.
Natuurlijk is het zo dat onze directe ervaring er een is -om het beeld van Augustinus te gebruiken- van zich op zee te bevinden zonder duidelijke notie van vanwaar en waarheen. Of -om met Heidegger te spreken- van een ‘geworfen sein’, zonder dat we daarom gevraagd hebben en zonder de middelen te kennen waarmee we ons kunnen redden.

Maar deze oorspronkelijke ervaring zou het besef van richting kunnen impliceren en sluit het in ieder geval niet uit. Het leven als zwalken en op drift zijn, als het missen van richting vooronderstelt dan het besef dat er enige richting zou moeten zijn.

De rol van de filosofie
Het is volgens Augustinus de filosofie die dat bewustzijn van richting en doel zou kunnen ontwikkelen. De filosofie moet wel in de eerste plaats het vermogen tot introspectie, van bij zichzelf te rade gaan, ontwikkelen alvorens zich bij het bepalen van de richting door anderen te laten leiden. Het kompas dat onze bestemming zou moeten aangeven moet wel in onszelf liggen en niet buiten ons. Anders gezegd: het archetype dat ons het besef geeft van onze oorsprong en bestemming moet in ons bewustzijn aanwezig zijn en we kunnen er slechts met anderen over communiceren voorzover we het in onszelf ontdekt hebben.

De reikwijdte van het begrip thuiskomen
Wat ligt er dan aan kennis in dit vóórbewuste archetypische gebied dat we slechts per intuïtie kunnen bereiken? Allereerst is daar de notie die Augustinus heeft uitgewerkt en die ten nauwste verwant is met het begrip bekering. Het is een terugkeer naar de eigen innerlijke oorsprong. Een terugkeer die niet direct kan plaatsvinden, maar na een lange weg van innerlijke strijd en bewustwording. Men moet om zo te zeggen ‘ver van huis’ zijn geraakt. Er moet een lange zwerftocht aan het thuiskomen vooraf zijn gegaan, waarin men zich min of meer verloren heeft gevoeld. Daarom is de eerste categorie van zeevaarders die Augustinus in zijn De Beata Vita noemt niet een reële optie. Nauwelijks uitgevaren uit de thuishaven er weer terugkeren, dat is niet het leven. Vandaar de raad van Kavafis om de tocht naar Ithaka lang te laten duren, want de reis télt. Het thuiskomen is een terugkeer, maar het is in zekere zin niet dezelfde die terugkeert. De persoon is zeker identiek, maar er is een heel leven doorheen gegaan. Hij keert, zoals Kavafis zegt, rijk aan ervaring terug. Bij Augustinus denk je onwillekeurig aan het evangelische beeld van de ‘verloren zoon’, die meer gefêteerd wordt dan zijn thuisgebleven broer. Verder is daar de reminiscentie aan het ‘verloren paradijs’ dat vanuit een leven vol moeite en pijn zou moeten worden teruggevonden.

Het zijn niet alleen bijbels beelden waarnaar Augustinus verwijst. Zijn Belijdenissen zijn doordrenkt van een neoplatoonse beeldspraak, die beïnvloed is door het lezen van de geschriften van Plotinus. Globaal gezien komt de filosofie van Plotinus hierop neer dat we allen zijn voortgekomen uit een oereenheid, het Éne, en dat het onze bestemming is daartoe terug te keren. Ons leven in deze stoffelijke wereld, bepaald door tijd en plaats geeft aan ons leven het karakter van veelheid, van verstrooidheid. Zijn filosofie roept op om vanuit deze verstrooidheid ons leven weer tot eenheid te brengen en zo deel te hebben aan het Éne.

De neoplatoonse filosofie ziet het leven dan ook als een leven in den vreemde, ver van het thuisland. Het is een toestand van vervreemding van de oorsprong en daarmee van je diepste zelf. Thuiskomen is een cirkelgang waarbij de bestemming in zekere zin gelijk is aan de oorsprong. Het is een tot jezelf komen, nadat je lange tijd buiten je zelf hebt geleefd. Het is uiteindelijk de gang van het leven zelf van geboorte naar dood, de gang van een oereenheid waar je vaag weet van hebt naar een nieuwe eenheid, het samenvloeien van het ikbewustzijn met het Albewustzijn. Veel valt hier niet over te zeggen, maar er helemaal niets over zeggen lijkt me nog minder zinvol.

De visie van Kavafis en Augustinus
Ik vroeg me al af in hoeverre de visie van Augustinus en Kavafis over het thuiskomen elkaar zouden dekken. Kavafis benadrukt het feit dat de tocht naar huis belangrijk is en dat deze wereld een wereld vol rijkdommen is, waaraan je veel te winnen hebt. De neoplatonische beeldspraak van Augustinus maakt de tocht naar huis veel meer ondergeschikt aan het einddoel. Toch zou het niet juist zijn te concluderen dat hij de materiële wereld als iets negatiefs zou beschouwen waaruit we ons zo veel mogelijk zouden moeten terugtrekken. Het ‘leven in den vreemde’ is veel meer het psychologische feit van vervreemding van onszelf. Ook hier hebben we juist de tocht door de wereld nodig om tot onszelf te komen.

Het tot zichzelf komen
Wanneer de dood gezien kan worden als een voltooiing, als het definitieve thuiskomen, als het komen tot een totaal bewustzijn of anders gezegd tot het volledige zijn, dan is iedere vorm van bewustwording een stap op de weg naar dit uiteindelijke doel. Het thuiskomen is dan een geestelijk proces, waarin het doel even oplicht, iedere keer wanneer we ‘tot onszelf komen’. Ik bedoel daarmee dat het ik op enkele geprivilegieerde momenten vermag door te dringen tot de diepere lagen van zichzelf of liever dat het diepere zelf zich openbaart en naar de oppervlakte van het bewustzijn breekt. De ervaring van het thuiskomen openbaart zich dan in een gevoel van diepe ontroering, van herkenning, een weten van ‘zo is het en zo was het en zo zal het altijd zijn’. Die ervaring is een mengsel van vreugde en droefheid, van nostalgisch weten en van heimwee.

Thuiskomen als vervulling van de Eros
Als we spreken over de ervaring van heimwee en nostalgie, dan impliceert dat gevoel de notie van het thuiskomen, zij het dat het ervaren wordt in de vorm van een gemis. In de momenten van geluk is het gemengd met heimwee, omdat het totale thuiskomen nog moet plaatsvinden. Dat mengsel van verlangen en gedeeltelijke vervulling van dat verlangen is wat mensen drijft en overeind houdt. Een reden waarom het thema van het thuiskomen me boeit is dat het raakt aan de Eros. Het gaat bij de Eros niet alleen om het seksuele verlangen, maar om het totale existentiële verlangen naar vervulling van ons bestaan. Wanneer je hier spreekt over de rol van de filosofie bij het thuiskomen, dan heeft ze niet in de eerste plaats met een verlangen naar kennis en inzicht te maken, maar met het verlangen naar geluk. Dat verlangen sluit het element van kennis niet uit, maar is breder. Het is niet alleen gericht op het ware, maar ook op het goede en schone Het bevredigt niet alleen het hoofd, maar ook het hart.

Eros en de filosofie
Ik ben me bewust dat ik met het verbreden van de filosofie naar haar oorspronkelijke betekenis lijnrecht inga tegen de huidige nuchtere levensbeschouwelijke opvattingen. Het is bijna een taboe en je zou je ervoor moeten schamen nog ‘de redenen van het hart’ ter sprake te brengen in een ‘rationele’ discussie. De filosofie van Plato blijkt in ieder geval verouderd, tenminste als ik zou afgaan op een nawoord op de Nederlandse vertaling van Plato’s Symposium, (door Koolschijn modieus vertaald met Feest). Daar beweert een zekere Piet Gerbrandy, dat Plato zo goed als niet meer gelezen wordt en dat de dialoog ons filosofisch weliswaar niet meer kan inspireren, maar dat ze literair nog heel interessant kan zijn.. Zo’n stelling wekt de indruk van ‘verlichtheid’, maar die modieuze kijk bedekt een hoop filosofisch onbenul, alsof Plato’s visie op de Eros alleen maar een interessant literair verdichtsel zou zijn.

Eros en verlangen naar geluk
Naast ons verlangen naar kennis en inzicht blijft het verlangen naar geluk de drijfveer van ons handelen. Maar in deze tijd heeft dat laatste een romantische, enigszins weeë bijsmaak gekregen, alsof het hier om iets oneigenlijks en afgeleids gaat en niet om iets wezenlijks, dat bepalend is voor het menselijke bestaan. Toch heeft de vraag naar het geluk centraal gestaan in de klassieke filosofie. Wellicht is er debet aan dat die vraag voortijdig haar geijkte antwoord gevonden heeft in het christendom, dat God als pasklaar antwoord op de vraag naar het geluk poneerde, waardoor de vraag en daarmee het antwoord nauwelijks nog uitgediept hoefde te worden. Toch kan niemand het me uit mijn hoofd praten dat de kern van de filosofie in de Eros is gelegen en dat de vraag naar geluk geëxploiteerd dient te worden. Ik ben me bewust dat geluk geen notie is die je exact kunt definiëren, net zo min als de noties van waarheid, goedheid en schoonheid. Enig besef ervan wordt immers door introspectie verkregen. Maar mijn ervaring is dat juist in de vraag naar geluk een deel van het antwoord gegeven is, zoals in de Eros als verlangen een deel van de vervulling gegeven is. Ik weet dat dit geen rationele bewijsvoering is, maar dat ze niettemin berust op die ervaringen waarin vreugde om de vervulling en droefheid om het gemis gemengd zijn. Vandaar mijn pleidooi om je bij het filosoferen niet tot de Ratio te beperken, maar de Eros centraal te stellen. Dat wil overigens niet zeggen dat ik de norm van het kritische verstand verlaat en puur af wil gaan op het gevoel.

De aard van de archetypen
Ik zal om misverstanden te voorkomen verder in moeten gaan op de aard van wat ik archetypen noem. Ik wil niet de indruk wekken dat het hier gaat om basiselementen van het menselijk bestaan die ook inhoudelijk al vastliggen. Ik wil me meer aansluiten bij de definitie die Jung daarover gegeven heeft. Hij benadrukt dat archetypen geen specifieke inhoud hebben, maar uitsluitend formeel bepaald zijn. Ook voor mij hebben archetypen een bepaalde formele structuur, maar die vorm is leeg. Dat stelde ik al vast met betrekking tot de Eros, die formeel bepaald is als verlangen, als gemis van een vervulling waar de Eros formeel op gericht is. Archetypen zijn dan grondvormen, voorontwerpen, die nog verwerkelijkt moeten worden in het leven. Daarom is hun inhoud niet eenvormig, maar wordt op een oneindig individuele manier in ieder individu verwerkelijkt. Toegepast op het thuiskomen, biedt dit archetype puur gezien weinig inhoudelijke informatie, behalve dan dat het een transcendent gegeven is, dat iedere verwerkelijking overstijgt en ook overstijgen moet. Toch moet dit ontwerp in het leven verwerkelijkt worden. Vandaar het advies van Kavafis om de reis zo lang en intensief mogelijk te maken. De intensiteit van leven is bepalend voor de aard van het thuiskomen. Maar dan moet je, de reis en het doel voor ogen blijven houden. Dat wil zeggen dat je moet leven volgens dit transcendente gegeven. Dat houdt volgens Kavafis in dat je denken hoog moet blijven en verfijnd.