Augustinus over de innerlijke Leraar





In hoeverre is Augustinus spiritualiteit universeel?

Ik zoek de vraag te beantwoorden in hoeverre de spiritualiteit van Augustinus een universele en algemeen menselijke basis heeft. Hiermee bedoel ik een spiritualiteit die zich in principe niet beperkt tot een groep kerkelijke gelovigen, maar iedereen kan aanspreken. Dat betekent een weg terug naar de bronnen, naar de oorsprong van zijn inspiratie. Want ik meen dat in het denken van Augustinus een kern aanwezig is, een basisinspiratie die met alle ontwikkelingen die hij doormaakte in wezen dezelfde is gebleven en nooit is afgezworen.

De filosofie als zoeken naar het geluk

Wat mij vanaf het begin in Augustinus heeft geboeid is zijn liefde voor de filosofie. Op het gymnasium van de Augustijnen lazen we naast Plato ook Augustinus. De filosofie van Augustinus was, zoals de filosofie uit die tijd, een praktische. Het ging om een manier van leven. Ik herinner mij het vertalen van De beata vita. Filosofie bleek daar een middel om je bestemming en je geluk te vinden. Het luidde een zoektocht in naar het ware geluk die een heel leven kon duren en die, ook al had je de notie waar je bestemming kon liggen, eigenlijk nooit afgesloten raakte.

De filosofische vraag naar geluk moet voortdurend gesteld worden

Dat voor Augustinus God het doel was van zijn zoeken, was me natuurlijk bekend. Maar pas in de loop der jaren realiseerde ik me, dat dit antwoord te gemakkelijk was, of liever geen kracht of inhoud had, als je niet, net als Augustinus, eerst de vraag voldoende had uitgediept en om het antwoord had geworsteld.
Daarom denk ik dat voor ieder theologisch antwoord eerst de filosofische, dat wil zeggen de menselijke vraag voldoende gesteld moet worden, anders hangt dat antwoord in de lucht en heeft geen zeggingskracht.


Augustinus doet beroep op de innerlijke leraar

Wanneer ik me afvraag wat bij Augustinus tot de kern van zijn filosofie behoort, dan is dat zijn benadrukking van de innerlijkheid als plaats van de waarheid. Deze waarheid openbaart zich volgens hem in het beeld van de innerlijke leraar. In de menselijke vraag naar zin en bestemming verwijst hij niet naar een instantie buiten ons, maar naar een besef binnenin ons, dat als een innerlijke gids moet fungeren.


De leraar, een dialoog met zijn zoon Adeodatus

Hij ontwikkelt dit beeld onder andere in De Leraar, een geschrift in de vorm van een dialoog met zijn zoon Adeodatus. De dialoog cirkelt rond de vraag wat de rol van de leraar is bij het vinden van de waarheid. In het vraaggesprek wordt duidelijk dat kennis van de waarheid niet op een simpele manier van leraar op leerling kan worden overgedragen. Woorden hebben slechts functie als ze verwijzen naar een gemeenschappelijke waarheid die ook in de leerling al in principe aanwezig is.

De verhouding tussen leraar en leerling

Door deze vaststelling komt de verhouding van de leraar tot de leerling in een ander licht te staan. Het heeft geen zin dat Augustinus zijn zoon met waarheden overlaadt. Wat hij probeert is vragenderwijs inzichten in hem wakker te roepen, die logisch en vanzelfsprekend zijn en die gebaseerd zijn op algemene criteria die hij van nature heeft meegekregen. De leerling wordt hier serieus genomen, aangezien hij in zichzelf in principe alle middelen bezit om tot kennis van de waarheid te komen. In dat opzicht zijn vader en zoon elkaars gelijken, want lotgenoten, leerlingen van eenzelfde innerlijke leraar.

Alle communicatie doet beroep op een innerlijke waarheid

Deze visie op de innerlijkheid van iedere mens als ruimte waarin zich de gemeenschappelijke waarheid openbaart lijkt me nog steeds actueel, niet omdat ze nieuw zou zijn, maar omdat ze nu eenmaal de universele basis vormt voor communicatie onder mensen. Ze heeft haar implicaties niet alleen op het gebied van het onderwijs, maar in principe op alle menselijke verhoudingen en instituties. Deze verkrijgen pas zin, voor zover ze betrekking hebben op dit innerlijk domein in de mensen. Als dit niet het geval is, fungeren ze niet.

Het principe van de innerlijke leraar is universeel en algemeen menselijk

Dit universele uitgangspunt maakt de Augustijnse spiritualiteit humaan om niet te zeggen humanistisch. Wanneer Augustinus in het tweede deel van zijn dialoog over De Leraar het beeld van de innerlijke leraar identificeert met de Christus, dan is dat geen verwijzing naar een externe werkelijkheid. Hij trekt niet zozeer dit algemeen menselijke gegeven binnen een exclusief christelijke of kerkelijke sfeer, maar eerder de Christus binnen dit algemeen menselijke beeld.

Christus als de manifestatie van de Logos

Het is een kwestie van benadering. Augustinus noemt hier de Christus “Gods onveranderlijke Kracht en eeuwige Wijsheid”. Daarmee verwijst hij naar het beeld van de vóór alle tijden bestaande Christus, het goddelijke Woord en de goddelijke Wijsheid. Hij is de Logos, die aan de basis staat van heel de schepping en vanaf het begin in ieder schepsel aanwezig en werkzaam is. Dan is met andere woorden de spiritualiteit van de innerlijke leraar een spiritualiteit van het innerlijke Woord, dat als scheppend beginsel in iedere mens is ingeboren en tot ontplooiing moet worden gebracht.

De innerlijke logos is de menselijke rede

De innerlijke leraar moet hier dus niet beschouwd worden als een soort bovennatuurlijk vermogen in de mens, maar meer als een ingeboren en dus natuurlijk principe. Hij valt in zeker opzicht samen met de eveneens ingeboren menselijke Rede of Ratio, waardoor iedere mens zijn plaats in het geheel in principe kan kennen en iedere communicatie mogelijk wordt gemaakt.

De Rede is een universeel vermogen

Welke eigenschap in de mens maakt hem universeel? Augustinus wijst hier juist op de menselijke Ratio of Rede als het middel om elkaar te verstaan en tot kennis te komen. Het is ook het vermogen om individueel ingenomen stellingen te herzien. De Rede heeft ingeboren noties en criteria die universeel zijn. Deze noties zijn werkelijkheden van de geest, die niet vanuit de zintuiglijke en materiële wereld afkomstig zijn en daarom wijzen op het tijdloze karakter van de menselijke rede.
(zie ook mijn onderwerp: God en de ziel)

De verruimde rede

Wanneer Augustinus de innerlijke leraar als Ratio en Logos ziet, geeft dat aan dat de kennis van de waarheid over het menselijk bestaan  absoluut niet irrationeel is. Wanneer kennis over het geluk en de bestemming van de mens als irrationeel wordt bestempeld, dan is dat vanuit de huidige opvatting van de ratio, die alleen die kennis geldig vindt, die wordt bewezen volgens het natuurwetenschappelijk model. Alle andere kennis is dan geloof of bijgeloof.
Het model van de Rede bij Augustinus is echter ruimer. De Rede sluit ook die universele, intersubjectieve kennis in, die door introspectie wordt verkregen. Deze kennis geeft geen wetenschappelijke bewijzen, maar levert wel inzicht over de weg die men moet gaan. De hedendaagse ratio is gereduceerd tot een statisch en mechanisch instrument. Ze heeft haar dynamiek verloren, doordat ze is losgesneden van haar oorsprong en bijgevolg kan ze geen richting geven.

De augustijnse spiritualiteit leert je naar binnen te keren

De Augustijnse spiritualiteit nodigt uit tot inkeer, omdat in ons bewustzijn in kern de notie ligt van onze goddelijke en tijdloze oorsprong en daarmee impliciet van onze weg en bestemming. In de geschriften van Augustinus voltrekt dit bewustwordingsproces zich bij herhaling. Met name in het tiende hoofdstuk van zijn Belijdenissen, waar hij binnentreedt in ‘de zalen van zijn geheugen’ op zoek naar de goddelijke aanwezigheid. Hij vindt deze in het verlangen naar Waarheid en Geluk, dat aan alle mensen gemeenschappelijk is.
Je zou de spiritualiteit van Augustinus dan ook met recht de spiritualiteit van het verlangen kunnen noemen. Dat verlangen moet verdiept worden, het hart brandend gehouden, want het zoeken van de waarheid is niet alleen een zaak van onze rede, maar ook van het hart.


Er is natuurlijk nog veel toe te voegen aan dit Augustijnse verhaal over de innerlijke leraar. Bij voorbeeld dat dit vermogen geen kant en klaar gegeven is, maar zich in het leven moet ontwikkelen. Maar ik beperk me hier tot de basisinspiratie, wat je zijn filosofie kan noemen. Deze heeft eeuwen lang velen geïnspireerd. Dat kan mij nog steeds boeien. Het leert je acht te slaan op inzichten die je innerlijk in wezen weet. En het is een remedie  tegen onze chronische ex-centriciteit en uithuizigheid.